Dit overleden automerk had al in 1902 (!) een elektrische auto
In 1954 fuseerden de kwakkelende merken Studebaker en Packard. Maar dat bleek geen garantie om te kunnen overleven. De ene ramp volgde op de andere en beide merken verdwenen van de markt. Terwijl Studebaker al in 1902 een EV had! Hoe zijn de merken ontstaan?
Het ontstaan van Studebaker
De Duitse immigrantenfamilie Stutzenbäcker maakte, onder zijn inmiddels verengelste naam Studebaker, in de 19e eeuw fortuin met de verkoop van kruiwagens en later met boerenwagens en paardenkoetsen. Die overbekende huifkarren waarmee immigranten naar het Wilde Westen trokken zijn grotendeels Studebakers.
In 1902 bouwden ze hun eerste auto, de Studebaker Electric, niet meer dan een koets zonder paarden ervoor. Maar wel volledig elektrisch, al schakelden ze al snel over op verbrandingsmotoren. In de eerste helft van de vorige eeuw maakte het merk Studebaker furore met technische slimmigheidjes en opvallend design.
Die auto-ontwerpen waren afkomstig van de befaamde Raymond Loewy. Dit was de ontwerper van het wereldberoemde glazen Coca Cola-flesje, het Shell-logo, de Greyhound en het beeldmerk van Exxon en Lucky Strike. In de oorlog bouwde Studebaker de befaamde US6 vrachtwagen, een zeswieler. Na de oorlog waren ze de eerste met een nieuw, eigen design voor een personenwagen.
De concurrentie van General Motors, Ford en Chrysler werd echter moordend voor kleinere Amerikaanse autobouwers. Studebaker en Packard zochten echter elkaar op voor de broodnodige schaalvergroting. Dat mocht uiteindelijk niet baten.
Het ontstaan van Packard
De ontstaansgeschiedenis van het merk lijkt op die van Lamborghini. James Packard kocht in 1898 een auto van het merk Winton. De eerste de beste rit ging die al stuk en woedend ging Packard terug naar de fabrikant. Die schold terug: “Maak zelf dan een auto als je het allemaal zo goed weet!”
“Maak zelf dan een auto als je het allemaal zo goed weet!”
Samen met zijn broer William deed deze ingenieur dat inderdaad. Ze vonden enkele rijke investeerders en er kwam een fabriek in Detroit. Het automerk wist in de eerste drie decennia een betrouwbare reputatie op te bouwen met automobielen in het duurste limousine-segment. Ze verkochten meer auto’s dan bijvoorbeeld Cadillac. De slogan van het merk luidde ‘Ask the man who owns one’.
Na de beurskrach van 1929 werd het moeilijker. De broers gingen steeds goedkopere auto’s bouwen. Die verkochten aardig, maar de exclusieve merknaam verloor steeds meer glans. In de oorlogsjaren bouwde Packard geen auto’s, maar motoren voor bijvoorbeeld het jachtvliegtuig P51. Daar werd een fortuin mee verdiend.
Na de oorlog werd de vooroorlogse goedkope Clipper op de markt gebracht en pas in 1948 volgde een nieuw ontworpen model, maar dat sloeg vanwege de inmiddels verouderde techniek niet aan. Men probeerde een tweemerkenstrategie, waarbij het nieuwe merk Clipper de goedkope modellen probeerde te slijten en Packard de dure auto’s, maar dat werkte ook al niet.
In 1954 nam Packard met het kapitaal uit de oorlogswinsten Studebaker over. Men wilde uit bezuinigingsoverwegingen Packards gaan bouwen in de fabriek van Studebaker, maar de lompe en grote Packards pasten niet op de assemblagelijn. Het concern bouwde vanaf dat moment alleen nog maar Studebakers. Tot 1966, toen was het einde verhaal.
Je komt Studebakers en Packards heel soms tegen in films van voor of vlak na de Tweede Wereldoorlog. Of in ouderwetse detectives uit de boekenkast van je vader of opa. Maar verder zijn het relatief onbekende Amerikaanse merken. Bij de Studebaker Packard Club Nederland weten ze wél alles van deze twee ooit glorieuze merken.
Op bezoek bij de Studebacker Packard Club Nederland
Onze reporter Bavo Galama ging op bezoek bij de Studebacker Packard Club Nederland. Zijn boeiende verhaal vind je in Auto Review no. 7/2024. Nog een reden om tot aankoop over te gaan: dit nummer is extra dik!
Tekst: Bavo Galama