Vergeet de Escort, Fiësta en Focus - dit is waar het voor Ford echt begon

Auto’s die wat mij nog te veel lijken op een rijtuig zonder paarden, spreken mij nauwelijks aan. Vandaar dat ik een bezoek aan het Ford Museum in Beekbergen een aantal malen heb uitgesteld. Onterecht, zo bleek toen ik onlangs de koe bij de horens vatte.
Tijdens mijn speurtocht naar relatief onbekende automusea in Nederland, was ik de naam Tullekensmolen al eerder tegengekomen. In deze voormalige papiermolen is het Ford Museum gevestigd van Nico Bredenoord. De collectie bestaat voornamelijk uit Fords Model A. En tja ... die Ford A bevindt zich min of meer op de scheidslijn in de automobielhistorie waarop ik auto’s wel of niet mooi en interessant begin te vinden. De Ford A uit 1927 staat wat mij betreft nog juist aan de verkeerde kant van die scheiding geparkeerd. De prachtige Ford V8 uit 1932 heeft de lijn echter succesvol gepasseerd. Zo bleek het door mij lang versmade museum een bezoek meer dan waard.



met de Interpolis Autoverzekering. Naast goede schadeafhandeling, kan je pakketkorting oplopen tot 12%. Verkrijgbaar via Rabobank.
Vertederend
Het gebouw waarin het automuseum is gevestigd, is op zich ook al de moeite waard. Het stamt oorspronkelijk uit 1630, toen aan een snelstromende beek in de omgeving van Apeldoorn een watermolen werd gebouwd voor de papierproductie. In 1872 brandde de molen af maar het complex werd snel herbouwd om als wasserij te dienen. Het waterrad dat het hart van de papierproductie en de voormalige wasserij vormde, is nog altijd te zien.
Buiten staat een schoolbord met de mededeling dat het Fordmuseum open is. Daaronder staat - als aanmoediging - het woordje ‘leuk’ geschreven. Daar is niet echt een duur reclamebureau aan te pas gekomen lijkt me, maar het werkt evenzogoed op voorhand al vertederend. Eenmaal binnen zie ik verspreid over de ruimte een twintigtal klassieke automobielen staan, te midden van een overdaad aan schilderijtjes, foto’s en artefacten uit ongeveer dezelfde periode als de oldtimers.
Er is hier serieus moeite, tijd en geld gespendeerd om het bezoekers naar de zin te maken. Er is een uitgebreide boekentafel en overal aan de wand vind je wat te kijken en te lezen. Voornamelijk over de Ford A, alhoewel er ook enkele andere modellen te bewonderen zijn. Laten we eerst maar eens in de geschiedenis van dat befaamde model duiken.



Opvolger T-Ford
In 1927 verschijnt eindelijk de Model A als opvolger voor de buitengewoon succesvolle T-Ford. Van deze Models T werden maar liefst 15 miljoen verkocht. Met deze auto startte in 1908 de massaproductie van automobielen. Aan Henry Fords lopende band moesten de arbeiders in een afgemeten tijdsbestek steeds een aantal vaste handelingen verrichten. Dat stuwde de productiviteit tot enorme hoogtes op.
Ford kon daardoor zijn Model T voor relatief weinig geld op de markt brengen, zodat de auto bereikbaar werd voor grote groepen mensen. Dat enorme succes van de Model T vertraagde eigenlijk de opvolging en de noodzakelijke innovaties. Een fout die Henry Ford niet nog eens zou maken, want in 1932 komt hij al met een opvolger voor de Model A, Model B genaamd, de befaamde auto van Bonnie & Clyde.
Hoe dan ook, ook de Model A was buitengewoon succesvol, met een productie van bijna 5 miljoen stuks. Hij verscheen in allerlei variaties. Van tweedeurs cabriolet tot licht vrachtwagentje (Ford AA). In 1928 arriveerde de eerste Model A in Nederland.


Kevers, Lloyds en Borgwards
Binnen tref ik al snel de oprichter van dit museum, en eigenaar van de collectie, de 76-jarige Nico Bredenoord. Hij was ook jarenlang de technische man van de 700 leden tellende Ford A-club in Nederland.
“Ik ben van huis uit monteur en schadehersteller. Ik heb ook mijn eigen bedrijfje gehad. Dus het opknappen van oude auto’s was geen enkel probleem voor mij. En ik handelde er ook wel in. Hier aan de grens kwamen in de jaren vijftig en zestig veel handelaren met tweedehands auto’s uit Duitsland. Om ze in te voeren natuurlijk. Veel Kevers met daarnaast merken als Borgward en Lloyd bijvoorbeeld. Auto’s met schade kocht ik op, waarna ik ze herstelde en snel doorverkocht.
Mijn vader, die overigens ook van oorsprong automonteur was, was groot geworden in de verkoop en verhuur van aggregaten. Toen mijn vader overleed, hebben mijn broer en ik zijn bedrijf overgenomen. Dat stelde uiteindelijk mij in staat mijn verzameling steeds verder uit te breiden. Dan kocht ik het liefst kant-en-klare auto’s uit Amerika die ik zelf niet meer hoefde te restaureren."



Veel moderner dan Model T
“Na mijn zestigste ging ik wat rustiger aan doen en kocht ik dit complex met een tuincentrum erop. Dat kwam zo; mijn vrouw wilde met mijn dochter graag een tuincentrum beginnen en ik kon dan mooi in het oude molengebouw mijn autocollectie kwijt. Ik vond het wel leuk om er een automuseum van te maken met allerlei leuke spulletjes erbij. Inmiddels heb ik een stuk of twintig Models A en een tiental andere auto’s. Het mooie van de A-Ford is dat er zoveel van zijn gemaakt dat de meeste onderdelen nog gewoon te vinden zijn. Vooral in Amerika.
Bovendien zijn er daar talloze bedrijfjes die onderdelen voor dit model namaken. Dit betekent dat je ze makkelijk rijdend kunt houden. De Model A was ten opzichte van de T-Ford wel echt een stuk moderner. Zo was-ie uitgerust met een echte versnellingsbak en een viercilinder motor van 3,3 liter die zo’n veertig pk leverde. Dat was het dubbele van wat dat T-Fordje uit een 2,9 liter grote motor kreeg geperst.”
Meer avonturen van Bavo Galama lezen? Schrijf je in voor onze gratis wekelijkse nieuwsbrief!
Simpele waarheid achter chique naam
In het museum staan de verschillende variaties waarin de Model A te koop was. Daaronder de Tudor. Ik had op andere klassiekerevenementen die naam wel eens gelezen op een informatiebordje voor de betreffende auto. Ik meende altijd dat die naam verwees naar de Engelse adellijke familie Tudor die ooit over Groot Brittannië regeerde, en dat de bijhorende auto dus een bijzonder luxe editie betrof. Zoals er ook Louis Seize-meubilair bestaat.
Niets is minder waar! De benaming Tudor geeft alleen maar aan dat het hier om een tweedeurs versie gaat. En de vierdeursversie werd Fordor genoemd. Gewoon expres verkeerd spellen en dan heb je dus een typeaanduiding. Dan zijn er de auto’s met een vast dak of met een neerklapbaar dak. En dan was er nog een versie die eruitzag als een cabrio maar tóch een vast metalen dak had. Ik vraag Nico naar zijn favoriete auto uit de verzameling.
“Dat is toch wel de cabriolet met vier zitplaatsen en een open dak. De meeste cabriolet-uitvoeringen hadden alleen maar een voorbank. Eventueel met als optie een schoonmoederbankje in de kofferruimte. Een vierzitter in deze open uitvoering met een aparte achterbank, is veel zeldzamer. Daar zijn er slechts 5000 van gemaakt. Dat lijkt heel veel, en dat is het ook, maar in vergelijking met de gewone Fordor is het helemaal niets.
In elk jaar van zijn vijfjarig bestaan werden er een miljoen exemplaren gebouwd. De auto die hier staat, is zó perfect dat-ie al een hele rits prijzen heeft gewonnen. En juryleden hebben soms een lijst van 500 punten die ze checken! Dus op deze auto ben ik wel een beetje trots. De auto die ervoor staat geparkeerd, behoort eveneens tot mijn favorieten. Daar rij ik elk jaar de Elfstedentocht voor oldtimers mee. Behalve als er slecht weer is voorspeld, dan neem ik een gesloten model mee.”



Optie van ruim 8 gulden
Ik leer van Nico dat een versierde radiatordop een gewilde optie was. Je kon 'm krijgen met een greyhound erop, maar merkwaardig genoeg ook met een kwartel. Hij laat me de optielijst van een Hollandse Ford-dealer zien; bovenaan staat; kwartel, 8 gulden 40.
Ik wandel langs een pick-upversie, een zo goed als originele brandweerwagen uit 1929 met een opbouw van de firma Boyer. Ook voor andere bedrijfsuitvoeringen leverde Ford alleen het chassis en de motor. De zogenaamde Huckster (venter) was een populair model voor kleine ondernemers en dienstverleners zoals een groenteboer of loodgieter. De opbouw werd dan vaak door een plaatselijk carrosseriebedrijf verzorgd. Tussen die auto's uit de jaren twintig staat ook de vermaarde Ford V8 uit 1932. Een auto die Prins Bernard bezat en tijdens zijn verlovingstijd met Juliana in de poeier reed bij Diemen.
Van zo’n auto gaat ook mijn hart sneller kloppen. Hoewel de koplampen nog niet in de spatborden zijn verwerkt, zijn de verhoudingen tussen motorruimte en zitgedeelte eindelijk in balans gebracht. De auto is na lange tijd uiteindelijk één samenhangend object geworden.
Hoe anders dan de T-Ford die verderop staat geparkeerd. Maar dat is nog geeneens de oudste auto van het museum. Dat is een Model N uit 1906. Die lijkt behoorlijk op de auto van oma Duck. Alleen blijkt dat na enige research, een Baker Electric Coupé te zijn. En over oma’s gesproken. Dit museum geeft een interessant kijkje in de automobiele wereld van onze oma’s en opa’s. De klassiekers hier waren tenslotte de auto’s uit hun (kinder)tijd.

met de Interpolis Autoverzekering. Naast goede schadeafhandeling, kan je pakketkorting oplopen tot 12%. Verkrijgbaar via Rabobank.