Aston Martin keert terug in Formule 1

Grootaandeelhouder van Aston Martin, David Richard, had eerder al laten doorschemeren dat hij graag met een fabrieksteam in de Formule 1 wilde stappen. Hij is namelijk van kinds af aan al gek van het wereldje. De plannen van Richard kwamen vorig jaar in een stroomversnelling toen er door de FIA een budgetlimiet voor deelnemende teams werd ingevoerd. “Hierdoor zijn teams meer aan elkaar gewaagd, omdat geld niet meer regeert waardoor het op de coureurs, monteurs en de strenge organisatie neerkomt”, aldus Richard. De regel heeft inmiddels bij enkele F1-teams (Ferrari, Renault) veel stof doen opwaaien. Maar voor Richard en Aston Martin is dit een mogelijkheid om het instappen in de Formule 1 financieel haalbaar te maken. “We willen natuurlijk wel voorin mee kunnen doen en op de lange termijn onze investeringen terugverdienen”.

Prodrive
Nu de deal met Bernie Ecclestone zo goed als rond is kan David zich volledig storten op het gereedmaken van de bewuste Formule 1-bolide(s). Die is namelijk al grotendeels ontwikkeld, want volgend seizoen zal David al aantreden in deze hoogste autosporttak. In eerste instantie zal het team onder de vlag van Prodrive - waar Richard tevens voorzitter van is - opereren, om in 2012 als Aston Martin-fabrieksteam aan te treden. “De bolides zullen worden gebouwd in Prodrive’s hoofdkwartier in Branbury. De F1-motoren zijn afkomstig van een leverancier, maar worden door Aston Martin onder handen genomen en voorzien van een eigen bagde”. Ondanks dat Richard geen onbekende is in de Formule 1 - hij was in het verleden teambaas van BAR en Benneton - zal zijn nieuwe team voor extra kennis en ervaring nauwe banden houden met McLaren Racing.

Eerdere pogingen
Het zal overigens niet de eerste keer zijn dat Aston Martin een poging waagt in de F1. Eerder deed het dat in 1959 tijdens de Grand Prix van Nederland met de DBR4/250. Achter het stuur zaten Roy Salvadori en Carroll Shelby, maar succes boekten ze niet vanwege de verouderde technieken van de sportwagen. In 1960 deed Aston Martin opnieuw een poging met de lichtere en modernere DBR5/250, maar ook die kon geen partij bieden. De Engelsen besloten toen maar om zich te richten op meer succesvolle sportwagenactiviteiten.